Hof van Beroep te Antwerpen
7e Kamer – 7 juni 2010
Voorzitter: mevr. Allegaert
Raadsheren: mevr. Bresseleers en de h. Reich
G.K. en G.D. t/ NV I.K.
...
I. Feitelijke gegevens – Vorderingen van de partijen – Bestreden beslissing
...
Op 28 juni 2008 ondertekenden appellanten in de toonzaal van NV I.K. een bestelbon voor de aankoop van een keuken met elektrische toestellen, en dit op basis van een ruwe schets die als bijlage aan de bestelbon was gevoegd.
De prijs voor de keuken bedroeg 15.419 euro. Het voorschot van 5.000 euro was volgens de bestelbon betaalbaar bij de opmeting die op een latere, niet nader bepaalde datum zou gebeuren. Het saldo was betaalbaar bij de levering.
De bestelbon verwees naar de op de overeenkomst toepasselijke algemene voorwaarden afgedrukt op de keerzijde.
Art. 2 van deze algemene voorwaarden bepaalt: «Verbreking van deze overeenkomst (o.a. annulatie) geet de niet verbrekende partij het recht op een schadevergoeding van 30% op de overeengekomen verkoopprijs, onverminderd het recht om een hogere schade te bewijzen. In geval van bewezen overmacht zijn betrokken partijen ontslagen van het betalen van een schadevergoeding».
De dag volgend op de dag waarop zij de bestelbon ondertekenden, lieten appellanten met een aangetekende brief van 29 juni 2008 gericht aan geïntimeerde weten de bestelling te annuleren. In de brief voerden appellanten aan door de verkoper van geïntimeerde te zijn overrompeld. Het zou enkel in hun bedoeling hebben gelegen om op basis van een door henzelf opgesteld bouwplan een eerste prijsberekening voor een nieuwe keuken te laten opstellen. Zij voerden voorts ook aan dat er onduidelijkheden waren in de wijze waarop de prijs voor de keuken op de bestelbon werd bepaald.
Geïntimeerde van haar zijde reageerde met de aangetekende brief van 10 juli 2008 waarin zij een regeling voorstelde in de vorm van een uitstel van de aankoop en/of een bespreking van de zaak met de verkoper en de winkelverantwoordelijke. Indien op deze basis geen regeling kon worden bereikt, maakte geïntimeerde aanspraak op betaling van een schadevergoeding van 4.025 euro, d.i. 30% van de aankoopprijs van de keuken en dit met toepassing van art. 2 van haar algemene voorwaarden.
Tussen partijen kon geen regeling worden bereikt. Appellanten hebben via hun rechtsbijstandsverzekeraar een tegenvoorstel gedaan dat niet door geïntimeerde werd aanvaard.
Geïntimeerde heet op 27 augustus 2008 de dagvaarding uitgebracht in betaling van een bedrag van 4.625,70 euro, te vermeerderen met de interesten. Appellanten vroegen de afwijzing van de vordering. Met het bestreden vonnis werd de vordering gedeeltelijk toegewezen en werden appellanten veroordeeld tot betaling van een bedrag van 3.822,89 euro, te vermeerderen met de gerechtelijke interesten.
II. Eisen in hoger beroep
Appellanten vragen de hervorming van het bestreden vonnis en de afwijzing van de vordering.
Geïntimeerde vraagt de bevestiging van het bestreden vonnis.
III. Beoordeling in hoger beroep
Met de eerste rechter aanvaardt het hof dat tussen partijen een overeenkomst is tot stand gekomen.
Partijen betwisten niet ernstig dat de overeenkomst die voorligt in beginsel als een koopovereenkomst dient te worden gekwalificeerd waarop de Wet Handelspraktijken van toepassing is.
Appellanten voeren aan dat art. 2 van de algemene verkoopsvoorwaarden van geïntimeerde een onrechtmatig beding is in de zin van de artikelen 31 en 32, 21° WHPC en met toepassing van art. 33 van dezelfde wet nietig is.
Art. 32, 21° van deze wet duidt als onrechtmatig aan het beding dat, in geval van niet-uitvoering of vertraging in de uitvoering van de verbintenissen van de koper, schadevergoedingsbedragen vaststelt die duidelijk niet evenredig zijn aan het nadeel dat kan worden geleden.
De aanrekening, door geïntimeerde, van een schadevergoeding van 30% van de verkoopprijs in het geval dat de koper de bestelling annuleert, is volgens appellanten volstrekt onevenredig aan de schade die de verkoper door deze annulatie kan hebben geleden.
Geïntimeerde van haar zijde voert aan dat art. 2 van de algemene verkoopvoorwaarden geen schadebeding is, maar wel een verbrekingsbeding. De vergoeding van 30% is, in de stelling van geïntimeerde, geen schadevergoeding die verschuldigd is naar aanleiding van een contractuele wanprestatie, maar bepaalt enkel het bedrag dat een contractpartij moet betalen wanneer zij eenzijdig afziet van de overeenkomst. Art. 32, 21° WHPC kan niet worden toegepast om een sanctie op te leggen voor een bovenmatig verbrekingsbeding.
Zelfs indien het hof met geïntimeerde aanvaardt dat art. 2 eerder als een verbrekingsbeding dan als een schadebeding dient te worden beschouwd waarop art. 32, 21° WHPC geen toepassing vindt, dan beroepen appellanten zich eveneens op art. 31 WHPC, dat als onrechtmatig aanmerkt, elk beding of elke voorwaarde die, alleen of in samenhang met een of meer andere bedingen of voorwaarden, een kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten de plichten van partijen.
Voormelde bepaling heet een algemene draagwijdte en kan ook gelden als toetsingsnorm voor een verbrekingsbeding.
In casu ligt een overeenkomst voor waarbij appellanten als consumenten zich jegens geïntimeerde als verkoper verbonden hebben tot de aankoop van een keuken voor een prijs van 15.419 euro. De overeenkomst bepaalt geen termijn voor de levering. Uit de tekst van de overeenkomst blijkt dat ervan wordt uitgegaan dat de levering niet onmiddellijk zal plaatsvinden, maar pas op een later niet nader aangeduid tijdstip en nadat de koper heet laten weten de levering te wensen. De overeenkomst vermeldt enkel een door de koper «gewenste periode» voor de levering, in casu januari 2009, alsook de voorgedrukte vermelding «Gelieve twaalf weken voordat u de keuken nodig heet op te bellen om de opmeting af te spreken». Er is, nog volgens de tekst van de overeenkomst en in het licht van de uitgestelde prestatie van de verkoper, door de koper bij de ondertekening van de bestelbon geen voorschot verschuldigd. Een voorschot van 5.000 euro is pas verschuldigd bij opmeting en nadat de koper heet laten weten de levering van de keuken te wensen. De overeenkomst vermeldt enkel dat de prijs voor het keukenmeubilair twee jaar prijsvast is.
Uit het bovenstaande leidt het hof af dat de overeenkomst die voorligt aan geïntimeerde als verkoper geen onmiddellijke prestaties oplegt maar er wel toe leidt dat de koper onmiddellijk en voor een mogelijk lange en niet nader bepaalde tijd wordt gebonden, zodat hem feitelijk de mogelijkheid wordt ontnomen om nog met een andere verkoper te contracteren.
Door de mogelijkheid voor de koper om een dergelijke overeenkomst op te zeggen afhankelijk te stellen van de betaling van een exorbitant bedrag gelijk aan 30% van de koopprijs van de keuken, wordt een kennelijk onevenwicht gecreëerd tussen de rechten en de plichten van de partijen.
Het hof besluit met toepassing van art. 33 WHPC tot de nietigheid van art. 2 van de algemene verkoopsvoorwaarden van geïntimeerde.
Het bovenstaande neemt niet weg dat geïntimeerde vergoeding kan vorderen van de schade die zij bewijst te hebben geleden.
Geïntimeerde bewijst niet dat zij schade leed, laat staan dat zij de omvang van de schade bewijst. Geïntimeerde voert aan schade te hebben geleden in de vorm van gederfde winst en nutteloze kosten van personeel en administratie. De bestelling werd door appellanten geannuleerd de dag na de ondertekening van de bestelbon. Er is nooit sprake geweest van een daadwerkelijke levering van de keuken, zodat geïntimeerde geen schade leed in de vorm van personeelskosten. Zij heet in uitvoering van de overeenkomst geen prestaties moeten verrichten. Geïntimeerde is bovendien in staat het bewijs te leveren van de omvang van gederfde winst, maar zij levert dit bewijs niet. Er is in die omstandigheden geen grond voor de vaststelling van een schadevergoeding naar billijkheid.
De vordering van geïntimeerde is ongegrond. Het hoger beroep is gegrond.